Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [49]Het zij verre van U, zulk een ding te doen, te doden den rechtvaardige met den goddeloze! dat de rechtvaardige zij gelijk de goddeloze, verre zij het van U! zou [50]de Rechter der ganse aarde geen recht doen? 49. Hebr. Het zij u verre van te doen naar deze zaak. Hieruit blijkt dat Abraham met de voorgaande vragen God geenszins heeft willen verdenken van onrechtvaardigheid of straf der onschuldigen, want hij wil God niet vermanen omtrent zijn officie, om hem aan te wijzen wat Hij doen moest, maar zichzelven verzekeren van Gods natuur, waardoor Hij niet anders dan recht doen kon. 50. Hier kent Abraham dezen persoon, die met hem sprak, voor den Rechter der wereld, welke is de Heere Christus, Joh.5:22,27; Hand.10:42, en Hand.17:31.